Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4252

Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-05-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers140287 HA ZA 06-671
Statusgepubliceerd


Indicatie

"Afstoting kapitaal uit pensioen Bv aan verzekeraar op vordering e-echtgenoot: hoofdelijkheid toepassing van HR 20-03-2009/ NJ 2009,155"


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 140287 / HA ZA 06-671 Vonnis van 20 mei 2009 in de zaak van [eiseres], wonende te [woonplaats], gemeente [................], eiseres, advocaat mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann, tegen 1. [gedaagde sub 1], wonende te Sevenum, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] BEHEER B.V., gevestigd te Sambeek, gemeente Boxmeer, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] PENSIOEN B.V., gevestigd te Sambeek, gemeente Boxmeer, 4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AANNEMINGSBEDRIJF [X] [........] B.V. gevestigd te Sambeek, gemeente Boxmeer, gedaagden, advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven. Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 5 december 2007 - het deskundigenbericht, gedeponeerd bij akte van depot no. [nummer] - de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres] - de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagden] 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De verdere beoordeling 2.1. In hun conclusies na deskundigenbericht hebben partijen hun commentaren, door [gedaagden] geuit bij brief van 20 mei 2008 en door [eiseres] bij brief van 28 mei 2008, op de conceptrapportage herhaald. Op de gronden zoals weergegeven in het rapport van de deskundige, welke worden overgenomen, worden de bezwaren van partijen tegen het deskundigenbericht verworpen. 2.2. [eiseres] heeft in haar conclusie na deskundigenbericht nog als niet eerder geuit bezwaar naar voren gebracht dat de deskundige, rekening houdend met de door de deskundige gekozen contante waardeberekening van het ouderdomspensioen op één leven, de contante waardeberekening van het bijzonder nabestaandenpensioen diende te beperken tot de contante waarde van een latent nabestaandenpensioen ter grootte van het verschil tussen het bijzonder nabestaandenpensioen en het ouderdomspensioen. Reeds omdat [eiseres] heeft nagelaten aan te geven welk rekenkundig gevolg deze stelling -indien al juist- voor de berekening van de deskundige heeft, wordt deze stelling als onvoldoende onderbouwd verworpen. 2.3. [gedaagden] heeft in zijn conclusie na deskundigenbericht nog opgeworpen dat de alimentatie van € 34.159,85 over de periode 1 mei 2001 tot 1 mei 2003 in mindering dient te worden gebracht op de berekende contante waarden. Deze stelling is echter zonder nadere toelichting -die ontbreekt- onbegrijpelijk en wordt reeds daarom verworpen. 2.4. Gezien het voorgaande en het rapport van de deskundige wordt de contante waarde van de pensioenaanspraken per 1 januari 2009 bepaald op € 262.353,-- voor het ouderdoms- en het tijdelijk ouderdomspensioen en op € 72.666,-- voor het bijzonder nabestaandenpensioen, derhalve in totaal € 335.019,--. Aangezien aan de orde is het kapitaal dat nodig is om de pensioenaanspraken van [eiseres], door middel van afstorting bij een externe verzekeraar, veilig te stellen, dienen de gebruikelijke kosten van het afsluiten van een dergelijke verzekering bij de berekening van het af te storten bedrag te worden betrokken. Die kosten worden overeenkomstig het deskundigenbericht begroot op respectievelijk € 13.118,-- en € 3.633,--. In totaal betreft het af te storten bedrag dus € 351.770,--. 2.5. Op voormeld bedrag dienen in mindering te worden gebracht de sinds 1 januari 2009 door [eiseres] ontvangen pensioenuitkeringen. [gedaagden] heeft gesteld dat met ingang van 1 januari 2009 jaarlijks € 16.346,-- aan pensioen aan [eiseres] zal worden uitgekeerd. Nu deze stelling bij laatste gedingstuk is gedaan en dus niet vaststaat en overigens niet is te voorzien wanneer daadwerkelijk de contante waarde zal zijn overgemaakt aan een verzekeringsmaatschappij, kan dit bedrag thans niet anders worden aangeduid dan in de beslissing vermeld. 2.6. [gedaagden] heeft betoogd dat van hoofdelijke aansprakelijkheid geen sprake kan zijn. De rechtbank overweegt als volgt. Bij tussenvonnis van 5 december 2007 heeft de rechtbank de vordering jegens [gedaagden] tot afstorting van de contante waarde van de pensioenaanspraak in beginsel toewijsbaar geacht. Blijkens punt 12 en 16 van de dagvaarding dient de vordering van [eiseres] kennelijk aldus te worden begrepen dat de heer Laarakkers als (uiteindelijk) directeur-grootaandeelhouder er zorg voor zal dragen dat door [X] Pensioen B.V de benodigde gelden zullen afgestort bij een verzekeringsmaatschappij en voorts van genoemde vennootschap zélf dat deze inderdaad tot deze overmaking over zal gaan. Beide aldus gevorderde handelingen beogen hetzelfde doel te bereiken - namelijk dat die afstorting zal plaatsvinden - en de verplichting daartoe heeft dezelfde bron, te weten de eisen van redelijkheid en billijkheid die niet alleen de rechtsverhouding tussen ex-echtgenoten beheersen maar die daarnaast medebepalend zijn in de verhouding tussen de vereveningsgerechtigde echtgenoot en de pensioenvennootschap. (zie ook HR 20-03-2009, NJ 2009,155). De rechtbank is evenwel van oordeel dat hier niet sprake is van dezelfde prestatie in de zin van art 6: 6 BW, zodat voor het aannemen van een hoofdelijke aansprakelijkheid thans geen grond bestaat. In de beslissing zal daarom de vennootschap worden veroordeeld tot afstorting door overmaking van de in 2.4 bedoelde gelden en de heer Laarakkers tot het zorg dragen dat de vennootschap hiertoe overgaat. 2.7. [gedaagden] heeft nog aangevoerd dat het kapitaal bij Nationale Nederlanden dient te worden aangewend voor het verzekeren van de pensioenaanspraken van [eiseres]. Nu echter slechts met toestemming van [eiseres], [gedaagden] zich van zijn verplichting tot (het zorgen voor) afstorting kan bevrijden door een andere prestatie, ook al mocht die andere prestatie van gelijke of hogere waarde zijn (artikel 6:45 BW) en die toestemming niet is gesteld of gebleken, wordt voormelde stelling van [gedaagden] verworpen. 2.8. Er is, anders dan [gedaagden] bepleit, gelet op al het voorgaande geen reden dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. 2.9. Aangezien het geschil in wezen tussen twee voormalige echtgenoten speelt, worden de proceskosten gecompenseerd zoals hierna in de beslissing bepaald. Ieder dient de helft van de kosten van de deskundige te dragen. Die kosten worden begroot op € 13.330,- in totaal. Door betaling van voorschotten hebben partijen ieder reeds de helft daarvan betaald. 3. De beslissing De rechtbank 3.1. veroordeelt [X] Pensioen B.V. om een bedrag van € 351.770,-- (driehonderdéénenvijftigduizendzevenhonderdenzeventig euro), verminderd met de sinds 1 januari 2009 door [eiseres] ontvangen pensioenuitkeringen, over te maken naar een door [eiseres] te bepalen verzekeringsmaatschappij, 3.2. veroordeelt de heer [gedaagde sub 1 de heer x] om er voor zorg te dragen dat [X] Pensioen B.V. de overmaking zal verrichten als onder 3.1. genoemd, 3.3. verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, 3.4. verstaat dat op de vorderingen op [X] Beheer B.V. en Aannemingsbedrijf [X] [..........] B.V. niet behoeft te worden beslist en 3.4. compenseert de proceskosten zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt en bepaalt dat iedere partij de helft van de kosten van de deskundige ad € 13.330,-- dient te dragen en constateert dat partijen aan deze verplichting reeds hebben voldaan en 3.5. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. I.L.A. Boer en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009.